Opbouw van het haar
Een haar bestaat uit een wortel en een schacht. De schacht is het zichtbare deel van de haar. De haarwortel zit vast in een haarfollikel, een soort zakje in de huid. Bij de haar horen talgklieren en spiertjes. De haar ligt schuin in de huid, en kan door de haarspiertjes rechtop worden gezet (kippenvel).
De haren worden verzorgd door bloedvaten die voedingsstoffen aanvoeren. Zenuwbanen zorgen ervoor dat we voelen dat ons haar wordt aangeraakt als de wind erdoorheen waait.
De hele haar (wortel en schacht) is van binnen naar buiten opgebouwd uit merg, schors en een geschubde laag. Om de haarwortel ligt een wortelschede. Bij de mens is het haarmerg maar heel dun, de schors is het dikste deel van de haar.
Haarschacht
De schors (cortex) bestaat uit langgerekte cellen die strengen vormen, de macro- en microfibrillen. De fibrillen worden bij elkaar gehouden door een kitsubstantie (matrix). Ze worden van elkaar gescheiden door celmembranen.
Het haar bestaat vooral uit het eiwit keratine. Het is elastisch en kan water opnemen. Als het haar nat wordt, verandert de structuur tijdelijk. Het haar wordt dan, zolang het nat is, steiler en langer. Als het haar droogt neemt het weer zijn oorspronkelijke vorm aan.
Haarkleur
In de haarschors zitten kleurstoffen, melanine, die voor de kleur van ons haar zorgen. De kleur wordt onderin de haarwortel gemaakt door pigmentcellen en schuift met de groei van het haar mee naar buiten. Er zijn twee soorten melanine die in verschillende verhoudingen in het haar voorkomen. Mensen met donker haar hebben meer eumelanine, mensen met blond of rood haar hebben meer phaeomelanine. De pigmenten liggen tussen de fibrillen in de schors.
Groei van het haar
Het haar groeit en vernieuwt zich voortdurend. Onderin de haarwortel, in de haarpapil, worden steeds nieuwe cellen gevormd. De nieuwe cellen verplaatsen zich naar de oppervlakte van de huid. Onderweg veranderen ze. Uiteindelijk verhoornen ze en vormen de haarschacht. De haarschacht, het deel van de haar dat we zien, is eigenlijk het dode deel van de haar.
Een haar groeit in verschillende fasen:
- De anagene fase (groeifase) duurt twee tot zes jaar; in de haarmatrix worden nieuwe cellen aangemaakt
- De katagene fase (overgangsfase) duurt twee weken; de haar en haarpapil gaan van elkaar los
- De telogene fase (rustfase) duurt drie tot vier maanden; de haar rust in de follikel
Dit proces herhaalt zich zo’n twintig keer. Bij mensen met een korte groeifase zal daardoor eerder kaalheid optreden dan bij mensen met een lange groeifase. Van de 100.000 tot 150.000 haren op ons hoofd bevindt zich steeds 10-15% in rustfase. We verliezen normaal gesproken iedere dag 50 tot 80 haren. Hoofdharen groeien 0,35 mm per dag, baardharen 0,38 mm en wenkbrauwen 0,16 mm.
Veranderingen van het haar
Vet haar ontstaat als de talgklieren in de hoofdhuid teveel talg aanmaken. Droog haar ontstaat als de talgklieren juist te weinig talg aanmaken.
Tijdens de zwangerschap veranderen de hormoonspiegels in het lichaam. Hierdoor blijft elke haar langer op het hoofd. Na de bevalling veranderen de hormoonspiegels weer en gaan veel haren tegelijkertijd over in de rustfase. Hierdoor vallen tijdelijk meer haren tegelijkertijd uit.
Bij het ouder worden neemt de melanineproductie in het haar af en wordt het haar wit.
Roos, losse huidschilfers in het haar, ontstaat meestal door een te snelle groei van een bepaalde gistsoort die bij iedereen op de hoofdhuid voorkomt. Bij mensen met roos worden de huidcellen sneller afgestoten dan normaal, waardoor de gist beter kan groeien. De afgestoten cellen en de gist plakken aan elkaar en vormen schilfers.
Het haar kan beschadigd raken door kammen en borstelen, door de invloed van UV-straling van de zon en door kleuren en permanenten. Beschadigd haar heeft een onregelmatige geschubde laag en gespleten haarpunten.
Oppervlak van een gezonde haar
Oppervlak van een sterk beschadigde geschubde laag