Ingrediënten
Oppervlakteactieve stoffen
Met water alleen kunnen we vuil en vet niet goed wegwassen, omdat ze niet oplossen in water. Daarom bevatten reinigingsproducten voor de huid oppervlakteactieve stoffen. De bekendste oppervlakteactieve stof is zeep.
Oppervlakteactieve stoffen hebben zowel een vetoplosbaar (vetminnend) als een wateroplosbaar (waterminnend) deel. Ze hechten met hun ene kant in vuil en met hun andere kant in water. Zo zorgen ze ervoor dat vet en vuil worden opgelost en kunnen worden weggespoeld van de huid, met het water mee.
Terugvetters en hydraterende bestanddelen
Een nadeel van oppervlakteactieve stoffen, waaronder zeep, is dat ze niet alleen vuil, maar ook deels het natuurlijke vetlaagje van de huid meenemen. Om dat tegen te gaan, worden terugvetters en hydraterende stoffen aan producten toegevoegd.
Terugvetters zijn stoffen die tijdelijk een kunstmatig vetlaagje op de huid aanbrengen, totdat de huid zijn natuurlijke vetlaagje heeft hersteld.
Met het natuurlijke vetlaagje verdwijnt ook een deel van de natuurlijke hydraterende stoffen, de vochtinbrengers van de huid. Hydraterende bestanddelen in zeep, bad- en doucheproducten vervangen tijdelijk de natuurlijke vochtinbrengers van de huid. Ze houden water vast en zorgen dat de huid soepel blijft.
Voorbeelden van terugvetters in natuurlijke zeep zijn lanoline(derivaten), vetzuur, vetalcohol en lecithine. Voorbeelden van hydraterende stoffen zijn glycerine, glycol, sorbeth en polyethylene glycol.
Conserveermiddelen
Cosmetica moeten tegen een stootje kunnen. Ze worden bewaard in vochtige badkamers, liggen in de zon of gaan mee de bergen in. Bovendien gaan we met onze vingers in de producten en blijven tubes en potjes wel eens open staan.
Ook onder deze omstandigheden mogen cosmetica niet bederven. Daarom worden conserveermiddelen toegevoegd. Deze stoffen zorgen ervoor dat de producten vers en werkzaam blijven.
Alle producten op waterbasis kunnen bederven als er bacteriën in groeien. Water-in-olie emulsies zijn daar minder gevoelig voor, net als producten die alcohol en zeep bevatten.
Conserveermiddelen gaan de groei van bacteriën en schimmels tegen. In de Europese Cosmetica wetgeving is vastgelegd welke stoffen in cosmetica gebruikt mogen worden.
Er worden ook cosmetica zonder conserveermiddelen gemaakt. Bij deze producten werken de hoge concentraties oppervlakteactieve stoffen of het parfum vaak als conserveermiddel. Of ze bevatten zo weinig water dat bacteriën er niet in kunnen groeien.
Voorbeelden van conserveermiddelen zijn benzoëzuur, natriumbenzoaat, salicylzuur, thimerosal, 2-broom-2-nitropropaan-1,3-diol en imidazolidinylureum
Anti-oxidanten
Ook door contact met de buitenlucht kunnen cosmetica bederven. Dit heet oxidatief bederf. Om dit te voorkomen worden zogenaamde anti-oxidanten toegevoegd. Anti-oxidanten vangen zuurstofradicalen weg (zuurstofradicalen: kort levende, reactieve zuurstofdeeltjes).
Voorbeelden van anti-oxidanten zijn vitamine E (α-tocoferol) en dibutylhydroxytolueen, ascorbinezuur en butylhydroxyanisol.
Complexeringsmiddelen
In cosmetica kunnen hele kleine verontreinigingen met zware metaalionen optreden. Als dat het geval is, kunnen oxidatief bederf of bacteriegroei sneller optreden dan normaal. Daarom worden zogenaamde complexeringsmiddelen, ook wel metaal-ionenbinders, toegevoegd. Deze stoffen binden aan de mogelijk aanwezige metaalionen en zorgen dat ze geen schade kunnen toebrengen aan het product. Het meest bekende complexeringsmiddel is EDTA.
Hulpstoffen
Hulpstoffen die aan zeep en bad- en doucheproducten worden toegevoegd, zijn:
- parfum
- kleurstoffen
- stoffen die zorgen dat het product een bepaalde dikte/stroperigheid heeft (viscositeit)
- stoffen die zorgen dat de producten niet kunnen bederven (conserveermiddelen)